Gemeenten en provincies moeten een actievere houding aannemen om breedbandinternet in de buitengebieden mogelijk te maken. Dat stellen dr. Koen Salemink en prof. Dirk Strijker van Rijksuniversiteit Groningen. Zij verwijzen daarbij naar recente Europese voorbeelden waar overheden zelf internetkabels aanleggen en het beheer ervan aanbesteden.
Angst voor Europese regels
Volgens Salemink en Strijker zijn Nederlandse overheden angstig geworden om actief beleid te voeren met de aanleg van breedbandinternet. Bestuurders beweren dat Europese regelgeving het niet toelaat om zelf actie te ondernemen. Het is daardoor wachten op initiatieven voor breedbandinternet van de markt. Die zijn er vooralsnog te weinig, omdat investeringen in het buitengebied niet rendabel genoeg voor ze zijn. Daarbij voeren volgens Salemink marktpartijen ook nog eens een sterke lobby bij overheden om vooral niet zelf met de aanleg van internet aan de slag te gaan. De vrees bij de bedrijven bestaat dat door de overheid aangelegd internet de markt elders in Nederland kan verstoren. Bovendien zit de angst bij gemeenten er goed in om aangeklaagd te worden. Het bekendste voorbeeld is Appingedam, dat geen staatssteun mocht geven voor de aanleg van breedband en daarom veroordeeld werd door het Europese hof van Justitie.
Burgerinitiatieven duren te lang
Naar schatting zijn er zo’n 300.000 adressen in Nederland met slecht internet. De internetsnelheid is soms zo laag dat zelfs basishandelingen, zoals digitaal contact met de overheid, amper kunnen worden uitgevoerd. Door de jaren heen is het aantal burgerinitiatieven voor breedbandinternet toegenomen, maar niet in iedere regio zijn de burgers even mondig. Daarbij lopen burgers met eigen initiatieven risico, omdat er soms leningen van miljoenen euro’s nodig zijn om de voorzieningen te realiseren. 'De aanpak die nu gehanteerd wordt, zoals met het Communication Infrastructure Fund van de Rabobank, duren volgens Salemink en Strijker veel te lang. Bepaalde gebieden vallen bovendien buiten de boot.
Model voor open netwerk
Salemink en Strijker hebben onlangs een nieuwe mogelijkheid gevonden voor snel internet op het platteland. Deze is volgens de onderzoekers lang over het hoofd gezien, vermoedelijk vanwege het ‘Appingedam-trauma’. ‘Overheden mogen wel degelijk zelf een glasvezelnetwerk aanleggen en in eigendom hebben, onder de conditie van een open netwerk. Dat is een netwerk waarop alle dienstenaanbieders tegen dezelfde voorwaarden gebruik van mogen maken. Het beheer van het netwerk moet daarbij aanbesteed worden. Zo’n model heeft de goedkeuring van de Europese Commissie. Al in 2011 is zo’n aanpak in Frankrijk goedgekeurd door de Europese Commissie, en meer recent in Oostenrijk.’ Salemink en Strijker pleiten al jaren voor een actievere houding van overheden. ‘Als Den Haag het niet doet, dan moet het van de provincies komen en samenwerkende gemeenten. Nu we Europese jurisprudentie zien ontstaan, willen we ambtenaren en bestuurders nogmaals op het hart drukken dat ze écht actiever mogen zijn dan ze wellicht denken.’
‘Plattelandsgebieden hebben ook snel internet nodig’
De onderzoekers zien het model als zeer geschikt voor provincies en gemeenten, die liever geen miljoenen uitlenen aan burgerinitiatieven. Voor Groningen en Friesland, die nu willen investeren in commerciële partijen voor de aanleg en zo alle zeggenschap verliezen, is het ook zeer geschikt. ‘We hebben dit model al rond 2013 gesuggereerd voor de provincie Groningen, toen nog in de veronderstelling dat er wel wat Europese hobbels aan verbonden zouden zijn. Dat blijkt dus niet het geval.’ Bij een intergemeentelijke of provinciale aanpak kunnen ook gebieden ontsloten worden die het zelf niet kunnen. ‘Die gebieden hebben net zo goed, of misschien nog wel meer, behoefte aan snel internet.’
Bron: BinnenlandsBestuur Digitaal